Een starter kan een bedrag bij de gemeente lenen dat gelijk is aan twintig procent van de aankoopprijs van de woning. Daar zit een maximum op van 30.000 euro. De verwachting is dat met dit budget ongeveer 65 tot 80 starters geholpen kunnen worden bij het kopen van hun eerste woning. De lening overbrugt het verschil tussen wat een starter kan lenen op basis van zijn inkomen en wat diegene nodig heeft om de woning te kunnen kopen. Zodra de ontvangers na drie jaar rente en aflossing gaan betalen, stroomt het geld terug in de pot voor startersleningen.
Het is niet de eerste keer dat Den Bosch startersleningen uitgeeft. Eerder werd ook al een bedrag van 2 miljoen euro beschikbaar gesteld en daar bleek veel vraag naar. Waar de gemeente had verwacht minstens twee jaar met het budget te kunnen doen, was dat bedrag al in ongeveer negen maanden volledig toegekend aan starters.
‘Prijsopdrijvend effect’
Toch luidt er in de gemeenteraad ook kritiek op het verschaffen van de leningen. Eileen Samshuijzen (PvdD) wijst op het risico dat de starterslening prijsopdrijvend kan werken. Volgens onderzoekers zou de lening op lange termijn een averechts effect hebben voor de volledige groep woningzoekenden. Arjen van Silfhout (Volt) is bovendien van mening dat het zorgt voor “willekeur en een loterij-effect, waarbij de een er wel gebruik van kan maken en de ander niet”.
Wethouder Pieter Paul Slikker (PvdA) beaamt dat het grootschalig geld pompen in de woningmarkt een prijsopdrijvend effect kan hebben, maar daar is volgens hem geen sprake van. “Er worden zo’n 1500 woningen per jaar verkocht in onze gemeente. Ongeveer 80 gezinnen kunnen wij van dit geld een plekje geven in Den Bosch, dat doen wij graag.” Die 2 miljoen euro is volgens Slikker nog geen 0,3 procent van het totale bedrag dat per jaar in de verkochte woningen omgaat.
In het bestuursakkoord was vijf miljoen euro gereserveerd voor het opzetten van een zogenaamd volkshuisvestingsfonds, waarmee de realisatie van betaalbare woningen gestimuleerd zou moeten worden. Ontwikkelaars die minder betaalbare woningen zouden bouwen dan gewenst, moeten dan geld steken in het fonds. Maar uit analyses blijkt volgens het college dat het invoeren daarvan niet meer gewenst is.
Dat komt doordat de eis om minimaal 70 procent betaalbaar te bouwen al is verankerd in de afspraken voor woningbouw. Bovendien zou een dergelijk fonds de realisatie van woningen niet bevorderen omdat de financiële haalbaarheid van dergelijke projecten sowieso al onder druk staat. Dat wordt alleen maar erger als ontwikkelaars ook nog geld moeten afdragen aan het fonds. Van de vijf miljoen euro is één miljoen ingezet voor toekomstige woningbouwlocaties. Het overgebleven bedrag is nu dus verdeeld over de starterslening en het beter benutten van de bestaande woningvoorraad. Dit gaat dan over het splitsen van woningen, het delen van woningen of andere manieren om het woningtekort terug te dringen zonder daarvoor nieuwe woningen te hoeven bouwen.
Bron: DTV nieuws